Zie ook
Inside Higher Ed
Zie ook
Times Higher Education
Hoe zou goed ethiekonderwijs nu eruit moeten zien? Deze vraag proberen Kiss en Euben te beantwoorden in het boek Debating Moral Education. Op
Inside Higher Ed vind je een essay die een verkorte weergave is van dit boek. Hier zijn de belangrijkste inzichten reeds – inclusief de hedendaagse discussies – verwoordt.
De vraag volgens Kiss en Euben is echter enkel hoe ethiek gegeven moet worden, niet of.
Ethiekonderwijs vindt namelijk continu plaats (interessant standpunt,
klopt dit?). De schrijvers verwijzen naar Aristoteles die stelt dat alles een
moreel doel heeft iets wat wordt vormgegeven door dagelijkse praktijken. Ook
hogescholen en universiteiten hebben zulke morele doelen, soms meer soms minder
expliciet verwoord, maar altijd aanwezig in het leven op een
onderwijsinstituut. Hoe meer dit echter onuitgesproken blijft des te meer we ze
kunnen bespreken en kritisch beoordelen.
Doelen
ethiekonderwijs
Dit geeft direct een eerste belangrijk doel van
ethiekonderwijs: het achterhalen, bespreken en kritisch bestuderen van de
morele doelen van een bepaalde praktijk. Binnen de academische onderwijswereld
is dit bijvoorbeeld waarheidsvinding, afwegen van alternatieven, kritisch zijn
t.o.v. werk anderen, respecteren intellectuele ideeën anderen, etc. Hier blijft
het niet bij: bij het eerste doel hoort ook bij dat studenten inzien dat het
hoger onderwijs dat ze volgen tot doel heeft ze hierin te ontwikkelen. Het
eerste doel is dus het kritisch achterhalen van de morele doelen van een
praktijk en inzien dat hoger onderwijs hieraan bijdraagt.
Hieraan verwant, is een tweede doel. Morele oordelen kunnen
meer of minder diepgaand zijn qua afwegingen. Wij maken continu morele oordelen
en de vraag is op welke gronden wij dat doen. Met morele uitvluchten moeten we
echter geen genoegen nemen. Juist omdat contradicties dan op de loer liggen.
Het doel van ethiekonderwijs is om op zoek te gaan naar de praktische wijsheid die
ons in staat stelt om te kunnen vaststellen (en te onderscheiden) waarop wij
onze oordeelvorming baseren. Interessant is dat Kiss en Euben hierbij benadrukken
dat het niet uitmaakt dat er geen ethische overeenstemming is over dé theorie
of de principes die aangehangen moeten worden. Net als in de wetenschap er
altijd een onzekerheid is (denk aan paradigma-wisselingen) mag dit ook binnen
de ethiek aanwezig zijn. Het is niet in strijd met ethiekonderwijs maar geeft
hier juist richting aan.
Maar het mag niet bij het analytische, het argumentatieve blijven,
volgens Kiss en Euben. Ook is een bepaalde vorm van moral imagination nodig; het derde doel. Dit vermogen aanspreken en cultiveren is
een belangrijk – het derde – doel van ethiekonderwijs. De twee schrijvers
verwijzen hierbij naar Arendt’s Eichmann
in Jerusalem. Met moral imagination wordt bedoeld het je kunnen verplaatsen
in de ander: (in navolging op Arendt) het vermogen en de wil hebben de ander te
ontmoeten. Naast de ander durven te / gaan staan.
Het vierde doel is het durven nemen van een moreel
standpunt, hier verantwoordelijkheid voor te nemen door dit in actie om te
zetten: het aangaan van een morele verplichting (moral commitment). Hier zien
we de klassieke tweestrijdigheid bij ethiekonderwijs goed terug. Waar de eerste
doelen zich nog op twijfel richtten – het kritisch bestuderen van onze morele
verplichtingen – is bij het vierde doel het tegenovergestelde het geval. Het
vierde doel creëert spanning: het aangaan en uitdragen van een morele
verplichting botst met eerdere doelen. Niemand minder dan Socrates belichaamt
deze strijd. Socrates kan enerzijds worden gezien als “de twijfelzaaier” bij
uitstek. Anderzijds was hij zo vasthoudend in zijn morele ideeën dat hij dit
uiteindelijk met zijn dood heeft moeten bekopen.
Lesvormen
Het onderkennen van deze vier leerdoelen van ethiekonderwijs
heeft volgens Kiss en Euben gevolgen voor de te kiezen werkvormen. Twee
uitersten moeten voorkomen worden. Om te beginnen werkt de traditionele
“inleiding tot de moraalfilosofie”niet.
Studenten krijgen hierdoor namelijk te snel de indruk dat de ethische
theorieën niets met het gewone leven hebben te maken. Of ze zien enkel een abstract
ethisch debat zonder winnaars (met allerlei morele gevolgen an sich zoals het
krijgen van ongeloof in de waarde van ethiek). Aan de andere kant staat het
bespreken van case-studies. Het nadeel hiervan is dat studenten mogelijk te
snel enkel wat eigen morele ideeën noemen zonder deze binnen een ethisch theoretisch
kader – lees literatuur – te plaatsen.
“All too
often, however, such courses can leave students floundering in aimless
exchanges of personal opinion without providing them with ways to organize and
assess their judgments. What’s needed are integrated approaches that combine
theory and practice, imagination and justification.
Het is zoeken naar een evenwicht waarbij een pluraliteit aan
aanpakken/methodes wordt gehanteerd. Wel moet de dialoog voorop staan: er moet
een bepaalde wederkerigheid zijn tussen studenten en docent(en), een gevoel van
gedeelde kwetsbaarheid in de zoektocht naar een ethisch leven. Een ethisch
leven is collectivistisch en zal bijdragen aan de moral imagination: studenten
als docenten moeten de wereld vanuit de ander leren te zien.
De ethiekdocent
Natuurlijk is een docent – zo stellen de schrijvers – niet
moreel neutraal. Dat kan ook niet. De vraag is enkel wat nodig is om een goed college
ethiek te bedrijven; welke atmosfeer is nodig? Kiss en Euben: een atmosfeer om
verder te denken, lastige vragen te stellen, het niet eens te zijn met een
docent of andere studenten. Dit vraagt o.a. om respect en humor:
We suspect
that respect and humility, humor and friendship, curiosity and collaboration
play key roles in creating such a classroom.
Het is echter niet mogelijk om hiervoor dé modeldocent aan te wijzen. Er is geen enkel model van de
excellerende ethiekdocent; het gaat om een cluster van juiste karakterdeugden.
Als de docent maar in staat is om zaken – vragen en mogelijkheden – die anders
latent waren gebleven nu manifest te maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten