In het WRR-rapport Bijdragen aan waarden en normen - 2 (zie litertuurlijst) geschreven onder redactie van De Beer en Schuyt is een hoofdstuk opgenomen van Levering (hoofdstuk 8). Hierin beschrijft hij ook wat de stand van zaken is - anno 2004 - ten aanzien van wat 'ware' morele kennis is. Een belangrijk begrip omdat dit ons kan helpen in het achterhalen wat we moeten verstaan onder moreel competent zijn.
Ryle en affectieve morele kennis als uitgangspunt
Het startpunt van Levering is Gilbert Ryle (p. 149). Sinds diens verschijning in 1958 van On forgetting the difference between right and wrong is het voor velen duidelijk geworden, zo stelt Levering impliciet, wat de ware aard van morele kennis is.
Ryle, geïnterpreteerd door Levering, stelt dat je misschien wel propositionele kennis kunt vergeten ("wat is bijvoorbeeld de hoofdstad van Nederland") maar dat het vreemd is om te zeggen dat als iemand jou aanspreekt op het niet nakomen van een belofte dat je zegt: "ach, ik was vergeten dat je beloften moet nakomen". Nu kunnen we propositionele kennis vergeten (en ook bepaalde vaardigheden verleren) zonder dat we van persoon veranderen. We blijven onszelf al weten we even niet wat de hoofdstad van Nederland is. Maar morele kennis kun je niet vergeten zonder dat je van persoon zou veranderen. Het denken van Ryle in de bewoordingen van Levering (pagina 150):
Maar morele kennis kun je niet vergeten en dat vindt zijn oorzaak in het gegeven dat ‘ware’ morele kennis met affecties verbonden is. Morele kennis zit me zo aan het lijf gebakken dat ik niet anders kan handelen dan volgens de morele attitude die me in mijn ontwikkeling zo eigen is geworden. Echte morele kennis bestaat uit het houden van het goede en het verachten van het kwade.Vervolgens:
[...] als we morele kennis vergeten, als we er in de loop van ons leven andere opvattingen over waarden en normen op na gaan houden en die ook praktiseren, dan kunnen we zeggen dat we veranderen als persoon.Morele kennis waarmee affecties zijn verbonden is de 'ware morele kennis' (Levering: "het is onbetwist"). Kinderen doen die vorm van kennis op onder invloed van integere ouders; die affectief moreel gedrag voorleven.
Andere (propositionele) vormen van morele kennis: affectieve kennis
Ook propositionele kennis van goed en kwaad speelt volgens Levering natuurlijk een rol (p. 151). Weten wat goed is (en niet goed) speelt een belangrijke rol in ons doen en laten. Maar: de band tussen propositioneel moreel weten en moreel doen is uiterst zwak (morele zwakte). Dit moet niet verward worden met wilszwakte. Morele zwakte heeft iets onbegrijpelijks terwijl we weten dat het bestaat. Wilszwakte is daarentegen - in de benadering van Levering - voorstelbaar.
Ook vaardigheden spelen hierbij een rol. Vaardig zijn in het volgen van regels (de praktische morele kennis van regels) maakt dat iemand de moraliteit van zijn of haar cultuur eigen maakt. Dit gebeurt niet door de regels van het spel (onze wetboeken) te lezen en te bestuderen. Belangrijk hierbij is zelfcontrole: "Opvoeders spelen een rol in het aanleren van regels en het trainen van zelfcontrole."
Levering: te verdedigen valt zelfs dat morele kennis op grond van propositionele kennis alleen mogelijk kan worden gemaakt door het affectieve aspect. Een interessante stelling met als probleem dat morele opvoeding/ontwikkeling op affectieve basis soms dichtbij indoctrinatie komt. Ryle echter, geciteerd door Levering: "We kunnen kinderen niet opvoeden tot een moraliteit waarin we zelf niet in 'geloven'.
En Kohlberg?
Ook de theorie van Kohlberg - met de morele ontwikkelingsstadia - kan in de hoek worden geplaatst van theorieën die uitgaan van de zwakke band tussen propositionele kennis en handelen ("He who knows the good, chooses the good") en wringen met de ideeën van Ryle . Andere zwakte: empirisch bewijs dat de theorie ook klopt. Ik citeer een langer stuk van Levering gezien het belang:
De indruk bestaat dat de morele opvoedingsmethoden alleen maar werken als ze worden ingebed in een bredere aanpak van samenlevingsopbouw, maar dat brengt nu juist meteen de al te smalle basis van de dilemma-methode in het zicht. Het doet het belang dat wordt toegeschreven aan de mogelijkheid van overdracht van waarden en normen sterk verwateren. Als over morele dilemma’s praten een manier is om ervoor te zorgen dat mensen met elkaar praten is daar natuurlijk niets op tegen, maar voordat je al te enthousiast wordt over ‘de morele-dilemma-aanpak’ moet je je wel afvragen of het onderwerp van gesprek niet om het even welk ander onderwerp had kunnen zijn. De fundamentele fout in het kohlbergiaanse denken zou wel eens kunnen zijn dat de gewone moraliteit helemaal niet ‘dilemmisch’ is en dat het empirisch onderzoek dat ooit de gegevens voor de theorie aanleverde op verkeerde uitgangspunten was gebaseerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten