Samenvatting
Richt zich op degenen die trainingen beroepsethiek geven: de trainers zelf. Wat mag er van een integriteittrainer worden verwacht en wat niet? De centrale these is dat een trainer slecht integriteit bij anderen kan bevorderen als hij zelf ook integer is en handelt. De focus van het artikel ligt dus op integriteit en het als trainer er voor zorg dragen dat de cursisten "integer worden/blijven". Bolten en Van Rossem hanteren een klassieke invulling van integriteit, namelijk "heel-zijn, zijn wie je bent, consistent en coherent (woord en daad laten zien; manifestatie van de waarden die je zegt belangrijk te vinden) zijn." (p. 34)
Doelen van een training kunnen (want afhankelijk van wat de deelnemers wensen) vervolgens zijn: het bevorderen van een morele leergemeenschap of het voeren moreel beraad (p. 35). De schrijvers maken hiermee duidelijk dat de doelen niet van te voren worden gesteld maar door een opdrachtgever vastgesteld/gegeven kunnen worden.
Kritiek
Maar hoe verhouden deze doelen zich tot het hoofddoel het bevorderen van integriteit in de zin van "heel-zijn", e.d.? Met de afsluitende woorden in de samenvatting wordt het niet helderder:
Om ethiek te kunnen 'organiseren' dient te worden afgezien van beheersing van en controle op het programma en het resultaat van trainingen. [...] Alleen van daaruit kunnen individuen vanuit hun eigen innerlijke kracht, creativiteit en levenskunst samen zoeken naar wat het betekent om integer te werken en te leven.
Hoe brengt dit nu een deelnemer van een training dichter bij heel-zijn? In de inleiding lezen we wel de richting die de schrijvers omarmen: integriteit op de agenda hebben staan betekent het werken aan een cultuur van onderlinge verantwoordelijkheid en dat de leden van de organisatie zicht bekwamen in het gezamenlijk voeren van gesprekken over morele kwesties. Twee definities van integriteit lijken (dus) naast elkaar te lopen. De aanname is dat het voeren van een gezamenlijk gesprek leidt tot heel-zijn?
Overig
De doelstelling(en) stelt vervolgens allerlei eisen aan de trainer zelf. Als het doel is het bevorderen van een morele leergemeenschap kan dit bijvoorbeeld zijn dat de trainer niet zelf alles beslist, dat niemand betutteld wordt, zelf weinig antwoorden geeft en dat alle bijdragen zinnig en terzake moeten worden verondersteld te zijn. De interactie moet vervolgens twee kanten op gaan (participatie); het simpel doornemen van een beslismodel is niet genoeg.
De insteek die de auteurs voorop stellen is Socratisch van aard. Met de dialoog als uitgangspunt. Kennis wordt verondersteld reeds aanwezig te zijn. De rol van een trainer is om bestaande inzichten te verdiepen en te verbreden. Dit vereist dat de deelnemers verantwoordelijkheid nemen het gesprek aan te gaan. Vertrouwen in eigen redelijkheid staat hierbij voorop (niet trouw volgen model)
De schrijvers beschrijven tot slot de morele waarden die deze (zoals de schrijvers het noemen een integratieve) trainingsstijl impliceren én realiseren: menselijke waardigheid, respect voor diversiteit en het zoeken van verbinding in de diversiteit.
Relevantie
- T.a.v. doelen: vooronderstelling dat praten over morele kwesties leidt tot integriteit (onderdeel doelen bedrijfsethiek)
- T.a.v. doelen: vooronderstelling dat praten over morele kwesties leidt tot integriteit (onderdeel doelen bedrijfsethiek)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten